↦ Inspiratie

Wat visie en samenwerking opleveren voor kinderen en jongeren in Zeeland

Ambassadeur Frank Neefs over duurzaam technologieonderwijs, samenwerking en visie.

Technologie is overal: in onze auto, op onze telefoon, en zelfs in kleding. Toch kiezen veel jongeren in Nederland niet vanzelfsprekend voor een opleiding in die richting, terwijl er juist enorme carrièremogelijkheden en kansen liggen. Voor bestuurders en schooldirecties is dit een complexe opgave. Hoe zorg je dat er structureel en duurzaam iets staat, dat kinderen echt enthousiast maakt voor technologie, en dat bovendien langdurig werkt? 

Frank Neefs is sinds augustus 2022 directeur-bestuurder van de Mondia Scholengroep. Als ambassadeur van Techkwadraat, maakt hij zich sterk voor technologieonderwijs voor álle leerlingen in het funderend onderwijs. Met tientallen jaren bestuurlijke ervaring in Zeeland laat hij zien hoe je als onderwijsorganisatie effectieve leerecosystemen rond techniek kunt opbouwen, zonder dat het duur of ingewikkeld hoeft te zijn. Als bestuurder verbindt hij bedrijven, scholen en overheden en benut hij zijn positie om samenwerkingen te versnellen en structureel te verankeren.  

Rode draad 

In zijn rol als bestuurder neemt Neefs actief het voortouw in het verbinden van onderwijs en bedrijfsleven. Hij legt structurele afspraken vast, controleert regelmatig of alles loopt zoals gepland en stimuleert dat scholen en bedrijven concrete projecten opzetten. Zo wordt technologie zichtbaar en tastbaar voor leerlingen, krijgen ze praktische ervaring, en kunnen ze een weloverwogen keuze maken voor vervolgopleidingen. Deze actieve betrokkenheid vormt de rode draad door het Zeeuwse techniekonderwijs. 

Die verbinding kun je bijvoorbeeld zoeken door lid te worden van een ondernemersvereniging zoals VNO-NCW en deel te nemen aan hun activiteiten. Of bezoek bedrijfsbeurzen of events van grote werkgevers in de regio. Op zulke plekken ontmoet je de partners die je nodig hebt, en laat je tegelijk zien dat het onderwijs een serieuze en betrouwbare gesprekspartner is.

Eén keer afspreken is niet genoeg 

In Zeeland zoeken basisscholen en middelbare scholen elkaar traditioneel veel op, maar dat gaat niet vanzelf. Het vraagt om een bewuste en blijvende inzet vanuit bestuurders. Samenwerking is immers geen eenmalige afspraak, maar een continu proces dat vraagt om visie en onderlinge afstemming. Om dit duurzaam te waarborgen is in Zeeland een gezamenlijke structuur opgezet waarin scholen elkaar op verschillende niveaus ontmoeten, ervaringen delen en gezamenlijk werken aan verbetering.  

Het vraagt aandacht, planning en betrokkenheid, maar het mooie is: als je het goed organiseert, werkt het fantastisch. Juist door deze samenwerking krijgen jongeren meer kansen om kennis te maken met technische beroepen, bijvoorbeeld via stages, projecten of gastlessen van bedrijven. Hierdoor kiezen jongeren in Zeeuws-Vlaanderen relatief vaker voor een technische opleiding dan bijvoorbeeld in de randstad. Interessant genoeg ook vaak vrouwen.

Samenwerken uit noodzaak 

Technologieonderwijs kan relatief duur zijn. ‘Vanwege het krimpend aantal leerlingen en de grote afstanden tussen scholen (soms wel 45 km) was het voor veel scholen geen optie om dit onderwijs zelf te blijven aanbieden.’ De nauwe samenwerking is volgens Neefs dus deels uit noodzaak ontstaan.

Als bestuurder stonden we voor een strategische uitdaging. Hoe zorg je dat leerlingen toegang blijven houden tot een compleet aanbod? Door krachten te bundelen en afspraken te structureren, creëren we een duurzaam ecosysteem in plaats van een eenmalige activiteit. 

Continuïteit en stabiliteit 

Een concreet voorbeeld hiervan zijn de gezamenlijke centra voor techniek die in twee regio’s in Zeeland zijn ingericht. Deze zijn volgens Neefs tot stand gekomen vanwege de samenwerking tussen het voortgezet onderwijs, het mbo en het bedrijfsleven.

Voor deze centra zijn gedetailleerde businessplannen opgesteld met een looptijd van tien jaar, zodat er continuïteit en stabiliteit is. Aan het einde van iedere periode wordt de voortgang geëvalueerd, ervaringen worden meegenomen en er wordt een nieuwe businesscase voor de volgende tien jaar opgesteld.

Centrum voor TopTechniek: praktijkervaring op bestuurlijk niveau

Een ander voorbeeld van zo’n ecosysteem is het Centrum voor TopTechniek in Terneuzen en Technum 2.0 in Vlissingen, waar vmbo- en mbo-scholen samenwerken met bedrijven. ‘Als bestuurder is het cruciaal om aanwezig te zijn bij deze centra,’ vertelt Neefs. ‘Jouw betrokkenheid helpt het centrum te behouden en verder uit te bouwen.’ Leerlingen komen hier samen om te experimenteren met de nieuwste technologieën en apparatuur.

Denk aan robotsystemen, zoals machines die onderdelen maken en apparaten die met elkaar communiceren via internet. Ze werken aan projecten die direct aansluiten bij de behoeften van het bedrijfsleven. Door deze samenwerking ontstaat een moderne, praktijkgerichte leeromgeving waarin leerlingen optimaal worden voorbereid op vervolgopleidingen en de banen van de toekomst. 

Waar de leerlingen zoal mee bezig zijn? ‘Bijvoorbeeld met het ontwerpen en bouwen van een tiny house,’ geeft Neefs aan.

De leerlingen nemen actief deel aan het ontwerp en de uitvoering. Zo leren ze niet alleen technisch vakmanschap, zoals meten, zagen en monteren, maar ook samenwerken, plannen en probleemoplossend denken. Op deze manier ervaren ze hoe hun schoolwerk direct verband houdt met de praktijk en toekomstige beroepsmogelijkheden.

Steun vanuit gemeenten 

Neefs benadrukt dat dit voor iedereen mogelijk is. Een gemeente moet bijvoorbeeld bereid zijn langdurig het vervoer van leerlingen te bekostigen.

Dat is essentieel, want het voortgezet onderwijs mag zulke kosten zelf niet dragen. Zonder deze praktische steun vallen goede initiatieven snel stil. Gemeenten, scholen en bedrijven moeten elkaar dus vasthouden, zodat de samenwerking duurzaam blijft. Het vraagt niet veel middelen. Het gaat om de juiste afspraken, samenwerking met het bedrijfsleven en structurele inzet van docenten. Kleine subsidies, gemeentelijke bijdragen of bedrijfssteun kunnen heel veel betekenen. Je hoeft niet groots te beginnen, maar het moet wél structureel zijn. Een busreis naar het techniekcentrum, een paar extra uren van een docent of een coördinerend bestuurslid maken al een verschil.

Kleinschalige initiatieven met groot effect

Volgens Neefs heb je niet zo veel aan tijdelijke activiteiten.

Leskisten en eenmalige gastlessen op de basisschool bijvoorbeeld. Vaak missen ze impact. Leraren weten niet altijd hoe ze de kist moeten inzetten, er is geen doorlopende methode. Na één of twee keer wordt het materiaal niet meer gebruikt. Zo verdwijnt enthousiasme voor dergelijke zaken snel. Hetzelfde geldt voor gastlessen vanuit het bedrijfsleven. Een eenmalige presentatie motiveert, maar structurele betrokkenheid maakt echt verschil.

Zelf aan de slag 

Wat wel werkt? ‘Neem deze kinderen mee naar het voortgezet onderwijs,’ aldus Neefs. Laat ze kennismaken met de technieklokalen en de praktijkruimtes die daar beschikbaar zijn. Hiervoor zijn geen extra leraren nodig. Leerlingen van de derde of vierde klas kunnen zelf uitleg geven aan de basisschoolkinderen en hen begeleiden bij eenvoudige activiteiten. Daarbij is het volgens Neefs belangrijk dat bestuurders ook zelf kleinschalige projecten stimuleren.

Laat leerlingen praktisch aan de slag gaan. Een robot bouwen of een drone programmeren. Daar leren ze het meest van. Zorg dat dit geïntegreerd is in het onderwijs en dat er docenten of oudere leerlingen zijn die begeleiden. Zo wordt technologie zichtbaar en tastbaar, en kunnen kinderen een weloverwogen keuze maken voor hun vervolgopleiding.

De effecten van deze aanpak zijn duidelijk merkbaar. Neefs: ‘Het is niet alleen leerzaam voor de basisschoolkinderen, maar ook voor de middelbare scholieren. Zij krijgen autonomie en verantwoordelijkheid; door in de rol van leraar te stappen, ontwikkelen ze zelfstandigheid en betrokkenheid. Ik heb kinderen die normaal niet goed luisteren zien veranderen in hele fijne, verantwoordelijke begeleiders.’
En ook de docenten merken voordelen. ‘Door leerlingen in te zetten, wordt een stukje werkdruk bij de leraren weggenomen,’ vertelt Neefs. 

We hebben elkaar nodig

Samenwerking is volgens Neefs dus van essentieel belang. ‘Dat hebben de resultaten hier in Zeeland wel uitgewezen. Helemaal alleen red je het niet. We hebben elkaar nodig.’  

De boodschap van Neefs aan de rest van Nederland is dan ook duidelijk.

Zoek actief die samenwerking op. Ontdek wat middelbare scholen en beroepsopleidingen te bieden hebben, maar ga vooral ook het gesprek aan met het bedrijfsleven. Zij weten welke vaardigheden en kennis echt relevant zijn voor de toekomst en kunnen samen met onderwijsinstellingen jonge talenten inspireren en klaarstomen voor de praktijk. Wie nu de kansen grijpt om onderwijs en werkveld te verbinden, legt de basis voor een generatie die niet alleen technisch onderlegd is, maar ook creatief, zelfstandig en klaar is voor de uitdagingen van morgen.

Techkwadraat ambassadeurs

Frank is ambassadeur van Techkwadraat om zijn ervaringen te delen met anderen, zodat jongeren al vanaf jonge leeftijd eigentijds kennis kunnen maken met techniek en technologie. Frank is één van onze Techkwadraat ambassadeurs: een diverse groep professionals die technologieonderwijs tot leven brengen, van leraren en onderzoekers tot ondernemers en creatieve doeners. Zij inspireren, verbinden en laten zien wat technologieonderwijs kan betekenen voor ieder kind, binnen en buiten de school.

We werken met ambassadeurs omdat zij de beweging van Techkwadraat zichtbaar maken. Met hun verhalen en voorbeeld zetten ze anderen in het veld in beweging, van scholen tot bedrijven en beleidsmakers.

Ontdek wie onze ambassadeurs zijn

Reactie, vraag of suggestie?

Denk mee, doe mee en deel met ons!

Schrijf je in voor de nieuwsbrief!

Wil je graag onze nieuwsbrief ontvangen?