Veelgestelde vragen
Je vindt op deze pagina veelgestelde vragen over Techkwadraat. Antwoorden op deze vragen worden afgestemd met het ministerie van OCW en DUS-I. De vragen worden regelmatig aangevuld.
Techkwadraat staat voor een toekomstbestendige ontwikkeling voor ieder kind. Technologie is voor ieder kind relevant, ongeacht of het kind later wel of niet voor deze richting kiest. Techkwadraat biedt een impulsfinanciering voor de regio om samen te werken aan het versterken, verbreden en opschalen van technologieonderwijs. Het is een bovenregionaal kennis- en uitwisselingsprogramma en een subsidieregeling voor regionale samenwerkingen. Onderstaand geven we antwoord op de meest gestelde vragen om samen de ambitie te bereiken om (voortbouwend op bestaande initiatieven en programma’s) ieder kind, ongeacht sociaaleconomische status, gender of komaf.
U vindt de gepubliceerde subsidieregeling op: https://wetten.overheid.nl/BWBR0050458/2024-11-27/0
Subsidieaanvraag
Wat zijn de voorwaarden voor de subsidieaanvraag?
Subsidieaanvragen moeten worden ingediend via het vastgestelde aanvraagformulier, beschikbaar op de website www.dus-i.nl. In het aanvraagformulier vindt u de volgende elementen:
- Activiteitenplan inclusief regiovisie voor de periode 2025-2028: Er moet een plan worden opgesteld voor de activiteiten die zullen plaatsvinden in de periode 2025-2028. In artikel 1.8, tweede lid, onderdeel a, staat opgesomd waar het activiteitenplan aan moet voldoen. Dit komt ook terug in het beoordelingskader.
- Samenwerkingsovereenkomst: Een door in ieder geval alle vestigingen als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel c, ondertekende samenwerkingsovereenkomst, inclusief vereiste machtigingen, moet worden bijgevoegd door de penvoerder.
- Meerjarenbegroting: Een financiële planning voor meerdere jaren moet worden ingediend, welke ten minste via 20% cofinanciering wordt gedekt.
Een aanvraag wordt enkel goedgekeurd indien ieder criterium aanwezig is en minimaal 6 van de 10 punten heeft. De begroting zal worden beoordeeld met een voldoende of onvoldoende. Deze criteria zijn te vinden in het beoordelingskader voor de subsidieaanvraag bijgevoegd in bijlage 1.
Wat is het beschikbare subsidiebudget?
Voor de eerste subsidieperiode 2025-2028 hanteert OCW een subsidieplafond van 129 miljoen euro. Ze hebben in de startbijeenkomsten aangegeven dat voor de verdeling rekening wordt gehouden met de ambitie van een hoge regionale spreiding, met deelname voor zoveel mogelijk schoolvestigingen en met de gewenste impact per regio. Het bedrag dat het samenwerkingsverband krijgt wordt berekend door middel van een vast bedrag per vestiging en een variabel bedrag per leerling voor de looptijd van drie jaar. Het is voor het opstellen van een begroting dus belangrijk om te weten hoeveel leerlingen er op de deelnemende vestigingen zitten (het gaat dan dus om leerlingen in de schoolsoorten po, (v)so, vmbo tl, havo, vwo). De peildatum voor de leerlingaantallen betreft voor het vo 1 oktober 2023 en voor het po 1 februari 2024.
Bij wijze van voorbeeld geeft OCW (in concept) de volgende informatie en hoewel dit onder voorbehoud is, delen we dit vanuit het programma zodat regionale partijen een beeld kunnen vormen bij het subsidiebudget en aan de slag kunnen:
Voorbeeld financiële waarde per vestiging en leerling:
- Vast bedrag per vestiging voor de looptijd van 3 jaar: € 8500
- Variabel bedrag per leerling voor de looptijd van 3 jaar: € 45
Aan welke voorwaarden moet je voldoen om een aanvraag voor een techniekregio te mogen doen?
Voor Techkwadraat regeling geldt dat het gaat om alle onderwijsvormen in het po en vo die niet vallen onder de STO regeling.
In de STO regeling staat het volgende opgenomen. Een aanvraag voor een techniekregio kan alleen worden ingediend voor zover:
a.sprake is van een geografisch afgebakende regio;
b.geen overlap bestaat met een andere techniekregio of techniekluwe regio;
c.binnen de regio alle vmbo-vestigingen met beroepsgericht vmbo desgewenst deelnemen;
d.in de regio binnen het beroepsgericht vmbo minimaal twee techniekprofielen worden aangeboden;
e.in de regio minimaal twee vmbo-vestigingen techniekonderwijs aanbieden als bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1.1 van techniekonderwijs, onder a tot en met e;
f.alle vso-vestigingen met een uitstroomprofiel vervolgonderwijs met een beroepsgericht technisch profiel desgewenst deelnemen;
g.alle vmbo-vestigingen met aantoonbaar technisch of technologisch onderwijs desgewenst deelnemen;
h.alle vestigingen met praktijkonderwijs desgewenst deelnemen;
i.een vestiging als bedoeld onder c tot en met h ten hoogste tot één regio behoort;
j.iedere basisschool minimaal eenmaal per jaar een activiteit aangeboden krijgt vanuit de regio waar ze desgewenst aan kunnen deelnemen; en
k.minimaal één mbo-instelling deelneemt die onderwijs aanbiedt in de opleidingsdomeinen bedoeld in artikel 2, onder a tot en met h, van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, waarbij de mbo-instelling kan participeren in meerdere techniekregio’s of techniekluwe regio’s.
Voor wie zijn de subsidiemiddelen bestemd?
De penvoerder ontvangt het gehele subsidiebedrag op basis van schoolvestigingen en leerlingen. De te ontvangen subsidie is gezamenlijk geld voor het gehele samenwerkingsverband (scholen, bedrijven en buitenschoolse organisaties) en bedoeld voor besteding op basis van het samen met de regiopartners opgestelde activiteitenplan.
Mag een plan op hoofdlijnen worden ingediend?
Nee, het moet echt zo gedetailleerd mogelijk. Zowel de regiovisie als het activiteitenplan als de meerjarenbegroting dienen zo gedetailleerd mogelijk aangeleverd te worden. Mocht er in de komende weken blijken dat je voor een regio niet de volledige drie jaar alle activiteiten echt op detailniveau kunt opvoeren, dan is het vooral heel belangrijk om aan te geven wat je in de komende periode gaat ondernemen om daar wel te komen.
Er is een adviescommissie die de plannen zal beoordelen. Daar kan uit volgen dat een subsidie verleend wordt, maar er kan ook een afwijzing volgen, omdat bijvoorbeeld één van de criteria nog onvoldoende scoort. Voor de penvoerders van de Techkwadraat-regio’s die zo’n afwijzing ontvangen, die kunnen dan van 13 juni 2025 tot en met 13 juli 2025 een herstelde aanvraag doen op basis van de feedback waarop het is afgewezen.
Gezien de hoogte van het subsidieplafond is er voor regio’s die echt nog in de kinderschoenen staan, ook de mogelijkheid om in het najaar van 2025 een aanvraag te doen. NB: Dit geldt zolang het subsidieplafond niet is overschreden!
Op welk detailniveau moeten aanvragen worden uitgewerkt?
Voor het activiteitenplan en de meerjarenbegroting wordt verwacht dat deze zo concreet en gedetailleerd mogelijk worden opgesteld. Activiteiten moeten worden uitgewerkt volgens de p*q-structuur. Specifieke richtlijnen hiervoor zijn te vinden in de formats van DUS-I en de handreiking projectadministratie.
Aanvragen moeten gedetailleerd zijn met duidelijke activiteiten, doelstellingen en begrotingen. Mocht het zo zijn dat bepaalde activiteiten nog niet in detail uitgewerkt zijn, laat dan in je activiteitenplan zien met welke activiteiten en middelen (dus: p*q) je gaat komen tot die uitwerking. Onderbouw hoe die activiteiten stapsgewijs leiden tot meer uitwerking. Op basis van die onderbouwing kan de beoordelingscommissie een beeld vormen voor hun positieve of negatieve advies. Onvoldoende uitgewerkte plannen kunnen worden afgewezen. Penvoerders van wie de aanvraag wordt afgewezen, krijgen van 13 juni tot 13 juli 2025 de kans om een aangepaste aanvraag in te dienen. Voortgangsrapportages bieden na het eerste jaar ruimte voor bijstellingen van regiovisie, activiteitenplannen, samenwerkingsovereenkomsten en begrotingen.
Mocht een Techkwadraatregio vóór 13 januari niet tot concrete plannen komen, dan kan een aanvraag worden ingediend in het tweede tijdvak, zolang het subsidieplafond niet is bereikt. Dit tweede tijdvak loopt van 25 november 2025, 9.00 uur tot 23 december 2025, 16.00 uur. Gezien het hoge subsidieplafond wordt verwacht dat er na de eerste ronde nog middelen beschikbaar zijn.
Wat heb je nodig om het aanvraagformulier goed in te dienen?
Op de website van DUS-I vind je het aanvraagformulier. Het is aan te raden om alvorens je start, door het formulier te klikken zodat je weet wat je kan verwachten. Tussentijds opslaan is mogelijk; je ontvangt dan een linkje van DUS-I in je mailbox, waarmee je op een later moment verder kan met het invullen van het aanvraagformulier. Enkele velden moeten handmatig ingevuld worden. Verder upload je de drie ingevulde DUS-I formats (regiovisie + activiteitenplan, samenwerkingsovereenkomst, meerjarenbegroting). Je hebt daarnaast ruimte om drie eigen documenten te uploaden indien gewenst.
Wat moeten we verantwoorden, en naar wie?
Elk jaar dient in oktober een voortgangsrapportage te worden ingediend bij DUS-I. Hiervoor komt z.s.m. een format voor beschikbaar.
De financiële verantwoording van de subsidie vindt plaats in de jaarverslaggeving met model G2.
In hoeverre is het nog mogelijk om de plannen te corrigeren na de aanvraag (bijvoorbeeld op basis van feedback van de beoordelingsgroep)?
Een subsidieregeling wordt door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld aan de hand van de criteria en deelaspecten van de subsidieaanvraag. Deze criteria en deelaspecten kunt u terugvinden in bijlage 1 van de subsidieregeling.
De subsidie wordt verleend indien de aanvraag op alle deelaspecten van de subsidieaanvraag minimaal 6 van de 10 punten behaald, en een voldoende op de onderbouwde en sluitende begroting scoort.
Indien de minister een aanvraag voor subsidie afwijst, anders dan vanwege de overschrijding van het subsidieplafond, kan voor de aanvraag van 13 juni 2025 tot 13 juli 2025 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag uiterlijk 22 september 2025.
Regiovisie
Waar bestaat een regiovisie uit?
In de regiovisie worden onder andere de gedeelde visie, de samenstelling van de regio, de doelstellingen en de beoogde mijlpalen beschreven.
De ambitie van het programma Techkwadraat is om duurzame regionale samenwerking te versterken, binnen en buiten de school. Dit vanuit het belang dat alle leerlingen beschikken over een stevig fundament van technische, digitale en praktische vaardigheden voor henzelf en de wereld om hen heen. In zowel de regiovisie als het activiteitenplan moeten aanvragers omschrijven hoe zij dit beogen te bereiken.
Wat zijn de randvoorwaarden waar een regio aan moet voldoen?
Voor een subsidieaanvraag moet een Techkwadraatregio bestaat uit minimaal 20 po-schoolvestigingen (waaronder (v)so) en 3 vo-schoolvestigingen, bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving. Penvoerder is een schoolbestuurder van het po of van het vo van een van de deelnemende schoolvestigingen. Met de aanvraag wordt aangesloten bij een bestaande STO-regio, tenzij er uit de regiovisie een gegronde reden blijkt om dat niet te doen. Een schoolvestiging kan niet onder meerdere regio’s vallen. Deelnemende schoolvestigingen komen uit aangrenzende gemeenten. Dit geldt niet voor bedrijven en voor organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving.
Om regionale samenwerking efficiënt vorm te kunnen geven is een zekere minimum omvang nodig. Daarom is er gekozen voor een ondergrens. Techkwadraat is bovendien een programma voor het funderend onderwijs als geheel. De deelname van zowel po als vo in één regio is hierop gebaseerd. De keuze voor specifiek 3 vo-vestigen en 20 po-vestigingen is een reflectie van het, gemiddelde, schaalverschil tussen deze sectoren en vertegenwoordigt tevens de doelstellingen die binnen Techkwadraat op overkoepelend projectniveau worden gehanteerd voor bereik.
Aan welke bestaande netwerken en partners kan ik denken bij het opzetten van een aanvraag?
Naast po-, (v)so en vo-schoolvestigingen kunnen andere kennisinstellingen een grote toegevoegde waarde hebben voor de samenwerking. Bij bestaande samenwerkingen en partners kunt u denken aan:
- STO-regio’s
- Wetenschap & techniek (W&T)-netwerken
- Stichting Technasium
- Regionale VO-HO netwerken
- Wetenschapsknooppunten
- Bètapartners (bètasteunpunt)
- Arbeidsmarktregio’s
Waar mogelijk nemen de volgende partijen deel: gemeenten of provincie, musea, bibliotheken, science centres, techlabs of -hubs (of andere publieke/private organisaties actief rond techpromotie en -educatie), kunstencentra, pabo’s, mbo, hbo, universiteiten, en buitenschoolse opvang. Doel hiervan is dat het regionaal aanbod op elkaar aansluit en voor leerlingen doorlopende leerlijnen en ontwikkelpaden ontstaan.
Deze voorbeelden zijn geen verplichte samenwerkingsverbanden en -partners, en deze lijst is niet uitputtend. Deze netwerken zijn terug te vinden op de netwerkkaart. Bekijk succesvolle voorbeelden en handvatten voor goede regionale samenwerking op de factsheet voor het kompaspunt regionale samenwerking of gebruik de filter opties in de Kennisbank.
Kan een bestuur aan meerdere aanvragen deelnemen?
Ja. Als schoolbestuur kan je onderdeel zijn van meerdere regio’s/aanvragen. Van belang is dat een schoolvestiging (BRIN6) maar één keer mee kan tellen voor het bepalen van het maximale subsidiebedrag voor een aanvraag. Een schoolvestiging (BRIN6) kan dus wel maar in één aanvraag meedoen.
Kunnen meerdere vestigingen onder één stichting vallen maar wel verspreid zijn over verschillende Techkwadraat-regio’s?
Ja. De harde eis is dat een vestiging mag maar bij één Techkwadraat-regio aansluiten. Het kan zo zijn dat een bevoegd gezag meerdere vestigingen heeft, en dat die vestigingen in verschillende Techkwadraat-regio’s zijn aangesloten. Dat sluit elkaar niet uit.
Ons bestuur heeft meer dan 20 vestigingen. Mogelijk doen in de praktijk toch niet alle vestigingen mee. Hoe wordt daarmee omgegaan?
Een van de formulieren die wordt meegestuurd met de aanvraag is de deelnemerslijst. Niet alle vestigingen die aangesloten zijn bij hetzelfde bevoegd gezag zijn verplicht mee te doen. In de deelnemerslijst geef je de deelnemende vestigingen en de daarbij behorende leerlingenaantallen op, maar het is geen vereiste dat alle vestigingen die onder een bevoegd gezag vallen ook daadwerkelijk deelnemen aan de regeling. Het uitgangspunt is dat alle scholen die mee willen doen, ook mee moeten kunnen doen.
Welke regionale samenwerkingen zijn er in mijn regio?
Op de netwerkkaart staan regionale netwerken van partijen die input hebben geleverd op het NGF-voorstel. Mis je je eigen netwerk of dat van anderen op de kaart? Vul dan dit formulier in.
Wil je op regionaal niveau de samenwerking opzoeken, benut dan je bestaande contacten met po- en vo-scholen, bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving. Vanaf september zijn regio-ondersteuners actief vanuit het programma om te ondersteunen bij consortiumvorming en bij de ideevorming voor concrete plannen. Zij faciliteren het proces richting subsidieaanvragen, zijn het aanspreekpunt voor informatie en voor het leggen van verbindingen. Een overzicht van de regio-ondersteuners en hun werkgebieden is hier te vinden.
Activiteitenplan
Waar bestaat het activiteitenplan uit?
Het activiteitenplan moet aansluiten bij de behoeften van de regio en is opgebouwd aan de hand van de vijf kompaspunten van het interventiekompas. De activiteiten vloeien voort uit de regiovisie.
De ambitie van het programma Techkwadraat is om duurzame regionale samenwerking te versterken, binnen en buiten de school. Dit vanuit het belang dat alle leerlingen beschikken over een stevig fundament van technische, digitale en praktische vaardigheden voor henzelf en de wereld om hen heen. Zowel in het activiteitenplan als in de regiovisie moeten aanvragers omschrijven hoe zij dit beogen te bereiken.
Hoe komen we tot een goed plan?
Om in korte tijd een sterk plan op te stellen, zijn er enkele hulpmiddelen die je kunt benutten:
- Schakel de regio-ondersteuner in
Elke regio heeft een regio-ondersteuner die het eerste aanspreekpunt is en helpt bij het verbinden van de juiste partijen, het begeleiden van het proces en het verstrekken van informatie over de spelregels van de subsidieregeling. Bij de regio-ondersteuner kun je dus terecht met vragen over samenwerkingen en de vereisten voor de aanvraag. Dit zorgt ervoor dat je snel kunt schakelen en toegang hebt tot de juiste informatie. Een overzicht van de regio-ondersteuners en hun werkgebieden is hier te vinden. - Gebruik het interventiekompas als leidraad
Hoewel de regeling nog niet definitief is, is al wel duidelijk dat het interventiekompas de basis vormt voor de inhoudelijke aanvraag. Binnen de regio kun je het interventiekompas gebruiken om te kijken waar je al op in zet, versterkingen te bepalen en nieuwe plannen te ontwikkelen. Richt je hierbij vooral op de visie, doelstellingen en te behalen resultaten. De concrete uitwerking van activiteiten op schoolniveau kan tijdens de subsidieperiode worden opgepakt. Zie ook hieronder. In het interventiekompas staan vijf thema’s voor een goede aanpak voor technologie in het funderend onderwijs. In de kennisbank vindt je inzichten uit onderzoek, praktijkvoorbeelden en handvatten om je op weg te helpen. - Ontwikkelruimte in je plannen
Het is mogelijk om financiering aan te vragen voor het verder ontwikkelen van je activiteiten. Bij het opstellen van de aanvraag kun je ontwikkeltijd opnemen, zodat je na het verkrijgen van de subsidie meer tijd hebt om je plannen te concretiseren. Op deze manier vraag je dus middelen aan voor het proces. Mocht de uitwerking afwijken van de oorspronkelijke plannen, dan kun je een wijzigingsverzoek indienen bij DUS-I. - Zoek inspiratie in de kennisbank van Techkwadraat
Je kunt daarnaast ter inspiratie van je planvorming de online Techkwadraat kennissessies bijwonen. In deze sessies nemen experts op het gebied van technologie voor kinderen en jongeren je mee in de inzichten uit onderzoek en lessons learned op verschillende thema’s. Houd de agenda in de gaten voor data en tijden of blijf op de hoogte via LinkedIn of de nieuwsbrief.
Wat zijn subsidiabele kosten en activiteiten?
Subsidiabele kosten en activiteiten omvatten onder andere het vrij roosteren van personeel, kosten voor het aannemen van personeel voor Techkwadraat of het inhuren van externe expertise. Ook zijn de kosten subsidiabel die worden gemaakt voor samenwerking binnen en buiten de Techkwadraatregio. Denk hierbij aan bijvoorbeeld zaalhuur.
Verder zijn voorbeelden van subsidiabele kosten en activiteiten het organiseren van bijeenkomsten gericht op samenwerking of kennisdeling, inzet voor ontwikkeling van activiteiten bijvoorbeeld ontwikkelteams voor projecten en kosten voor aanvullend technologieonderwijs bijv. gastles. De nadruk ligt op activiteiten en inzet die bijdragen aan kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs en aan de samenwerking die daarvoor nodig is om context en praktijk vanuit buiten de school te benutten.
Wat zijn niet subsidiabele kosten en activiteiten?
Niet subsidiabele kosten zijn onder andere huisvestingskosten, activiteiten die al worden gefinancierd door de lumpsum, en activiteiten die al hebben plaatsgevonden voor het indienen van de aanvraag (sluitingsdatum subsidieloket). Dat laatste betekent dat er geen geld is voor planvorming in 2024 en voor het schrijven van plannen. Ook activiteiten waarvoor al subsidie is verstrekt via een andere regeling komen niet in aanmerking.
Zijn activiteiten subsidiabel nadat je de aanvraag indient?
Activiteiten die je uitvoert na sluiting van het subsidieloket (verwachte datum 13 januari 2025) kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Echter dit is wel op eigen risico want een aanvraag kan worden afgewezen. Daarnaast moet je deze kosten dan wel zelf voorfinancieren als regio.
Is het mogelijk om als po en vo in eerste instantie los van elkaar te starten met het organiseren van activiteiten voor leerlingen, ofwel kun je ook activiteiten los voor po en los voor vo in je activiteitenplan opnemen?
Het uitgangspunt is dat er binnen de regio zoveel mogelijk wordt samengewerkt. De systematiek die hier is gekozen om de gelden te verdelen is een bedrag per vestiging en een bedrag per leerling. Dat is omdat we landelijk dekkend willen zijn, maar dat betekent niet dat je als het ware een zakje geld per leerling krijgt. Het uitgangspunt is dat iedereen moet kunnen deelnemen, maar uiteindelijk moet je op activiteitenbasis kunnen verantwoorden en niet op leerlingenbasis. Uitgaande van de activiteiten binnen en buiten de school, die samenwerking vraagt ook juist om het gezamenlijke boven het individuele te plaatsen. Het is belangrijk dat de uitgaven voor de activiteiten dienend zijn voor de gezamenlijke visie van de regio, zoals die is opgesteld in de regiovisie.
Ik merk dat veel PO-scholen nu geen visie hebben op techniek en nog niet willen starten, maar wel over 2 of 3 jaar? Mogen scholen nu wel nu wel aangemeld worden, maar pas over 2-3 jaar starten met activiteiten?
Uitgangspunt is dat je middelen aanvraagt als regio, voor gezamenlijke activiteiten. Het kan dus dat niet elke school op hetzelfde moment start en aan dezelfde activiteiten meedoet. Wat je beschrijft kan dus, mits goed toegelicht in de regiovisie, het activiteitenplan en in de begroting. Je onderbouwt daar goed wat je, wanneer, met wie gaat doen. Je bent vanuit dit plan bezig met het door ontwikkelen van technologieonderwijs zodat dit duurzaam verankert en het voor elk kind en jongere beschikbaar komt. Voor een positieve beoordeling zal het helpen om te laten zien dat toegewerkt wordt naar het aanhaken van zoveel mogelijk kinderen en jongeren en dat bijgedragen wordt aan de resultaten en de regiovisie. Het is logischerwijs verschillend hoe scholen in een regio zich nu verhouden tot de ambitie. Sommigen moeten nog starten met het ontwikkelen van een visie en met het opbouwen van een buitenschools netwerk, andere scholen zullen vooral verder gaan met doorontwikkeling en verankering. Voor scholen in beide ontwikkelfases kun je passende activiteiten opnemen. Zorg in elk geval dat de beoordelingscommissie een goed beeld krijgt van wat, waarom, wanneer en met wie je gaat doen.
Op welke manier kunnen we voortbouwen op al bestaande initiatieven en programma’s?
De doelstellingen worden bereikt door aan te sluiten bij de bestaande samenwerkingen. Er zijn veel samenwerkingen die benut kunnen voor de Techkwadraat ambities bijvoorbeeld vanuit Sterk Techniekonderwijs (po-vmbo-bedrijfsleven), vanuit hbo’s en universiteiten die samenwerken met havo/vwo/po scholen, samenwerkingen t.b.v. cultuur- en natuureducatie in het po, samenwerking tussen bibliotheken en scholen en bijvoorbeeld samenwerking vanuit vakverenigingen en Technasium. Er worden geen nieuwe structuren opgezet, wel wordt de verbinding gezocht. De uitgangssituatie is dat per regio verschillende samenwerkingsverbanden actief zijn op het gebied van technologieonderwijs, met verschillende achterbannen, doelgroepen en activiteiten. Op basis van welke samenwerkingen Techkwadraat voortbouwt is per regio verschillend.
Samenwerkingsovereenkomst
Wie moet vanuit de scholen de samenwerkingsovereenkomst tekenen?
Het bevoegd gezag van de deelnemende schoolvestiging tekent de samenwerkingsovereenkomst.
Moeten in de samenwerkingsovereenkomst voor wat betreft de tabel met activiteiten en verantwoordelijkheden alle scholen vermeld worden of volstaan met koepels ook?
In een samenwerkingsovereenkomst geef je ook zoveel mogelijk aan wie waar verantwoordelijk voor is, dus hoe specifieker dat uitgewerkt kan worden, hoe beter dat is. Als er echt een X scholen verantwoordelijk zijn die onder dezelfde koepel vallen en de situatie is identiek, dan is een toelichting onder de tabel ook voldoende.
Begroting
Waar moet ik op letten bij het opstellen van de begroting?
Een aantal tips voor het opstellen van de begroting:
- Hierbij geldt dat de begroting de inhoud volgt. Dit betekent dat voor het opstellen van de begroting dezelfde structuur wordt gevolgd als bij het activiteitenplan: de indeling in kompaspunten. Verder dient de begroting logisch aan te sluiten op het activiteitenplan. Wanneer uit het activiteitenplan blijkt dat op een activiteit flink ingezet gaat worden, dan blijkt dit ook uit begroting. Kortom inhoud en financiën vormen samen één logisch geheel.
- De begroting dient sluitend te zijn. U mag niet meer subsidie aanvragen dan waar uw Techkwadraatregio op basis van deelnemende vestigingen en leerlingen recht op heeft;
- De begroting dient per begrotingspost voorzien te zijn van een toelichting. Denk bij de toelichting over een beschrijving waarop de begrotingspost tot stand is gekomen (p x q) en, zeker bij materiele kosten, wat voor zaken aangeschaft gaan worden.
- De begroting maakt inzichtelijk hoe de middelen door de regio zijn verdeeld over activiteiten en de wat de omvang van de kosten voor de overhead is.
- De begroting bevat een cofinanciering van minimaal 20% en geeft een toelichting op de wijze waarop de cofinanciering gerealiseerd gaat worden. Denk hierbij aan de volgende zaken:
- Wie zijn de beoogde partners die de cofinanciering inbrengen;
- Bij welke activiteiten is er inbreng van deze partners;
- Op welke wijze wordt de cofinanciering ingebracht? Via uren, ter beschikking stellen van ruimtes, schenkingen, kortingen, donaties, etc.
Moet ik in de begroting rekening houden met de btw?
Ja, normaal gesproken wel. De subsidie is bestemd voor vestigingen van bekostigde scholen. De vestigingen kunnen hun btw niet verrekenen en mogen dan ook de eventuele btw opnemen in de begroting als subsidiabele kosten. Mocht u toch in de gelegenheid zijn de btw te verrekenen voor (een deel van) uw kosten, dienen deze zonder btw te worden begroot.
Zijn investeringen toegestaan?
Investeren in bedrijfsmiddelen zoals machines en apparatuur of transportmiddelen is toegestaan. Echter onderdeel van het toetsingskader met betrekking tot de begroting is dat middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet om maximale resultaten te bereiken. Het heeft daarmee de voorkeur om, indien mogelijk, reeds aanwezige infrastructuur en faciliteiten binnen de regio te benutten in plaats van het zelf creëren van kostbare nieuwe faciliteiten. Bijvoorbeeld in het kader van de Subsidieregeling Sterk Techniekonderwijs is de afgelopen 5 jaar flink ingezet op het creëren van nieuwe faciliteiten en het vernieuwen van aanwezige verouderde faciliteiten. Mocht u willen investeren dan zal uit uw aanvraag moeten blijken dat dit noodzakelijk is.
Wat is het uurtarief voor de inzet van personeel?
Het interne uurtarief voor personeel van vestigingen is conform de meest recente GPL. U kunt hiervoor in de begroting een uurtarief hanteren van € 63,= per uur.
Het uurtarief van vrijwilligers (cofinanciering) kan gewaardeerd worden op ten hoogste het uurtarief van intern personeel. U kunt hiervoor in de begroting een uurtarief hanteren van maximaal € 63,= per uur.
Het uurtarief van ingehuurde externen is conform de contactuele afspraken met desbetreffende externe partij, maar ten hoogste € 135,= per uur inclusief btw.
Het uurtarief van bedrijven, organisaties uit buitenschoolse leeromgevingen of andere publieke en private partijen (cofinanciering) kan gewaardeerd worden op hun reguliere uurtarief maar ten hoogste € 135,= per uur. Voor organisaties die geen uurtarief kennen kan de personele inzet gewaardeerd worden op het uurtarief van intern personeel zijnde € 63,=.
Mag ik tijdens de uitvoering van het project afwijken van de begroting?
Ja, dat mag. De begroting is niet in beton gegoten. Echter u kunt nooit meer subsidie krijgen dan toegezegd in de beschikking subsidieverlening en bij substantiële wijzigingen dient u wel vooraf een verzoek in te dienen bij DUS-I.
Moeten alle vestigingen in het samenwerkingsverband subsidie ontvangen?
Nee, niet alle vestigingen hoeven daadwerkelijk subsidiegelden te ontvangen. Vestigingen kunnen ook op andere wijze baat hebben bij Techkwadraat bijvoorbeeld door (gratis) deelname aan activiteiten, doordat ontwikkelde producten (gratis) ter beschikking worden gesteld of via andere vormen van kennisdeling.
Vanaf wanneer zijn kosten subsidiabel?
Kosten zijn subsidiabel vanaf sluiting van de aanvraagtermijn op 13 januari 2025. Dit betekent dat u vanaf dit moment mag starten met de voorbereiding en uitvoering van subsidiabele activiteiten. Echter, let op, u loopt hiermee wel een risico, immers de subsidie aanvraag is nog niet toegewezen. Krijgt u geen subsidie, of minder dan u heeft aangevraagd, is dat voor uw eigen risico.
Kan je doorzetting van bestaande projecten financieren vanuit Techkwadraat?
De ontwikkeling van projecten voorafgaand aan Techkwadraat komen niet voor subsidie in aanmerking, maar bijvoorbeeld inzet van FTE’s voor activiteiten in bestaande projecten binnen de looptijd van Techkwadraat wel, mits deze natuurlijk niet ook al worden bekostigd vanuit een andere subsidie of de lumpsum.
Hoe begroot je een activiteit die op meerdere kompaspunten betrekking heeft?
Het is mogelijk dat een activiteit betrekking heeft op twee of meerdere kompaspunten. Het activiteitenplan en de begroting kennen wel een indeling in kompaspunten. Mocht deze situatie zich voordoen begroot dan de activiteit onder het kompaspunt waar deze het meest of het meest logisch thuis hoort. Later, in de verantwoording, volgt u dezelfde structuur als die u in de begroting heeft gevolgd.
Wat is de definitie van cofinanciering binnen deze regeling?
Om te verzekeren dat wordt voortgebouwd op en samengewerkt met zowel publieke als private initiatieven en partners buiten de school is er een verplichte cofinanciering van 20%, waarbij minimaal 10% van het geheel afkomstig moet zijn van het bedrijfsleven. Dit betekent dat de regio kan besluiten een deel van de subsidiabele kosten of activiteiten niet op te voeren, maar te financieren via andere middelen. In het activiteitenplan moet duidelijk worden aangegeven welk deel voor subsidie wordt aangevraagd en welk deel als cofinanciering wordt ingebracht.
Penvoerder van een aanvraag neemt verantwoordelijkheid om gedurende de looptijd van de subsidie de voorgenomen cofinanciering in te vullen. De systematiek kent grote overlap met hoe dit bij STO gebeurt. Voorbeelden van cofinanciering zijn het vrijmaken van FTE’s, het benutten van educatieve programma’s van musea en bibliotheken (op bijvoorbeeld cultuur, natuur, lezen, digitale geletterdheid), en gastlessen of vervoerskosten vanuit het bedrijfsleven.
Voorbeelden van cofinanciering:
- FTE’s die po- en vo-scholen vrij gaan maken voor de uitvoer van het activiteitenplan (betaald vanuit de lumpsum);
- Outreach activiteiten en onderzoek door universiteiten en hogescholen gericht op technologieonderwijs (regionale vo-ho netwerken);
- Programma’s van regionale expertisecentra zoals KWTO en TechYourFuture;
- Educatieve programma’s van musea, bibliotheken, science centers op het gebied van technologie-onderwijs in de context van bijvoorbeeld natuur, cultuur, maakonderwijs of wetenschap;
- Bijdrage in uren van vrijwilligers in bijvoorbeeld bèta Olympiades en Vakkanjers;
- Activiteiten en onderwijsaanbod gericht op technolgieonderwijs van lerarenopleidingen;
- Initiatieven gericht op technologieonderwijs vanuit regionale netwerken van de vakverenigingen;
- Bijdrage voor Technasium;
- Middelen uit de Regiodeals (als het gaat om activiteiten voor talent en po/vo);
- Activiteiten gericht op technologieonderwijs vanuit de sociale agenda’s van provincies en gemeentes waar die inzetten op jonge kind, kansengelijkheid, inclusie;
- Activiteiten vanuit de educatieve agenda’s van provincies en gemeentes;
- Activiteiten van Integrale Kind Centra;
- Provinciale investeringen op het gebied van technologie;
Voorbeelden van cofinanciering in de vorm van private middelen (georganiseerd) bedrijfsleven zijn:
- Gastlessen gericht op technologie gegeven door mensen uit het bedrijfsleven;
- Bedrijven die uren en mankracht inzetten om mee te denken over beter technologieonderwijs;
- Het bedrijfsleven helpt mee technologie opdrachten te ontwikkelen voor in de klas;
- Het schenken van materialen of apparatuur;
- Ruimtes beschikbaar stellen voor evenementen gericht op technologie;
- Mee organiseren van evenementen;
- Stages of meeloopdagen bij bedrijven gericht op technologie organiseren buiten het reguliere curriculum om.
Moeten bedrijven die cofinanciering leveren al bekend zijn bij de samenwerkingsovereenkomst?
Het is niet verplicht om de bedrijven die cofinanciering te leveren al door te geven bij de samenwerkingsovereenkomst, maar dat mag wel. De bedrijven hoeven niet vooraf bekend te zijn. Op het moment dat de bedrijven al wel bekend zijn, dan helpt dat natuurlijk altijd bij de concretisering van de plannen. Er is dan ook ruimte opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst om die bedrijven of andere organisaties al op te geven. Maar volgens de regeling hoeft de cofinanciering pas achteraf behaald te zijn. De regio’s krijgen dus tijd om dat vorm te geven.
Als in de aanvraag meer dan 20% cofinanciering is begroot, is realisatie hiervan dan verplicht?
Nee, de verplichting is een minimale cofinanciering van 20% waarbij minimaal 10% afkomstig is van het bedrijfsleven. Indien u meer cofinanciering heeft begroot, bent u niet verplicht deze ook te realiseren.
Mag een O&O fonds ook bijdragen in de cofinanciering?
Ja, het is mogelijk dat een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds bijdraagt in de cofinanciering. Aangezien een O&O Fonds haar financiële middelen ontvangt via een afdracht van de aangesloten bedrijven en mede optreedt namens die bedrijven, geldt dat een eventuele bijdrage van O&O Fondsen meetelt als cofinanciering vanuit het bedrijfsleven.
Educatieve programma’s van musea en bibliotheken zijn vormen van cofinanciering, wat betekent dit? En hoe kwantificeer je de educatieve programma’s die als cofinanciering worden ingebracht?
Activiteiten die voorvloeien uit educatieve programma’s kunnen opgenomen worden in Techkwadraat. Dat betekent dat deze activiteiten, via het regioplan, zowel voor subsidie in aanmerking kunnen komen als dat zij kunnen worden ingezet als cofinanciering, mits passend binnen de doelstellingen van de regio en het interventiekompas.
Educatieve programma’s kunnen naar geld gewaardeerd worden voor de reële waarde die zij vertegenwoordigen, tot maximaal het bedrag van het gemaximeerde uurtarief inzet van externen uit de Regeling. Voor extern personeel (personeel dat niet bij de school in dienst is) wordt een integraal tarief gehanteerd van maximaal 135 euro per uur, inclusief btw.
De kosten mogen vanaf 13 januari gedeclareerd worden. Vallen daar ook de afschrijvingskosten onder vanaf die dag?
Ja, dat mag. Het is wel belangrijk om rekening te houden met de mogelijkheid dat je plannen worden afgewezen. Hoe hoger de investering, hoe groter het risico van die investering zolang de plannen nog niet officieel zijn goedgekeurd.
Kan cofinanciering al vanaf 13 januari worden ingezet?
Ja, dat is mogelijk. Op het moment dat het bedrijfsleven of buitenschoolse organisaties of de gemeente vanaf 13 januari al een bijdrage leveren, op welke manier dan ook, dan is dat het begin van een gerealiseerde cofinanciering. Het is aan te bevelen, om op die manier zo snel mogelijk de verbinding te zoeken met de bedrijven en organisaties.
Is leasen of huren van bedrijfsmiddelen toegestaan?
Het leasen of huren machines en apparatuur of transportmiddelen is toegestaan. Echter onderdeel van het toetsingskader met betrekking tot de begroting is dat middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet om maximale resultaten te bereiken. Het heeft daarmee de voorkeur om, indien mogelijk, reeds aanwezige infrastructuur en faciliteiten binnen de regio te benutten in plaats van het zelf creëren van kostbare nieuwe faciliteiten. Bijvoorbeeld in het kader van de Subsidieregeling Sterk Techniekonderwijs is de afgelopen 5 jaar flink ingezet op het creëren van nieuwe faciliteiten en het vernieuwen van aanwezige verouderde faciliteiten. Mocht u bedrijfsmiddelen willen leasen of huren dan zal uit uw aanvraag moeten blijken dat dit noodzakelijk is.
Hoe kan een science centra financieel gebruik maken van de Techkwadraat regeling?
Samenwerking met buitenschoolse partners is een verplicht onderdeel van de Techkwadraatregio. Binnen de regio maken de partners met elkaar een plan van aanpak met activiteiten en projecten. Mocht het vanuit de regionale behoefte interessant zijn dat scholen samen met science centra een programma, activiteit, of project vormgeven dan kunnen daar de middelen van de subsidie voor worden ingezet. Vice versa kunnen activiteiten, middelen of uren vanuit science centra ook ingebracht worden als cofinanciering.
Hoe voorkomen we dubbele bekostiging?
Idealiter worden bestaande activiteiten en programma’s doorontwikkeld en opgeschaald voor meer kinderen en jongeren. Daarbij speelt soms het vraagstuk van dubbele bekostiging bijvoorbeeld bij STO-activiteiten. Een voorbeeld is een banenmarkt die inclusief logistiek, bedrijfsuitnodigingen en activiteiten voor vmbo-leerlingen uit de technische beroepsprofielen wordt georganiseerd. Wil je de banenmarkt ook benutten voor leerlingen uit het po, dan kan je van de Techkwadraatsubsidie bekostigen wat nodig is om primair onderwijs aan te haken, zoals vervoerskosten voor basisschoolleerlingen naar de locatie van de banenmarkt, extra educatieve materialen en workshops gericht op basisschoolleerlingen.
Moet een separaat declaratieformulier ingevuld worden wanneer deelnemers zowel declareren bij STO als bij Techkwadraat, of komt er ook een gezamenlijk declaratieformulier voor zover van toepassing?
Regio’s kunnen gebruik maken van meerdere subsidies, bijvoorbeeld Sterk Techniekonderwijs en Techkwadraat. Hoewel de inhoud van verschillende subsidieregelingen met elkaar verbonden kan zijn, zijn de verantwoording van de projecten en de bijbehorende kosten strikt gescheiden.
Om te beginnen vraagt elk project om zijn eigen administratie. Over elk project wordt gerapporteerd aan DUS-I. Dat gaat in een verschillende ritme en met verschillende formulieren. Tot slot worden de bestedingen van de subsidie verantwoord via het jaarverslag van de penvoerder.
Praktische vragen
Wat is het tijdpad?
Vanaf september worden samenwerkingsverbanden (voornemens Techkwadraatregio’s) gevormd en kan men beginnen met planvorming. De deadline voor vooraanmelding (via dit formulier) bij het programmabureau is 17 oktober 2024, en naar verwachting wordt de subsidieregeling officieel gepubliceerd op 4 december 2024. Deadline voor het indienen van een aanvraag is naar verwachting 13 januari 2025 na de kerstvakantie. De subsidies worden na beoordeling door DUS-I en door de adviescommissie van deze regeling toegekend in juni 2025. Met de start van schooljaar 2025-2026 worden de plannen in werking worden gebracht door de Techkwadraatregio’s. Looptijd van de subsidie is drie schooljaren dus 25/26, 26/27 en 27/28. Binnen de subsidieregeling die gepubliceerd wordt zit een tweede aanvraagtijdvak rond januari 2026 waarmee bestaande Techkwadraatregio’s kunnen uitbreiden door meer schoolvestigingen te betrekken en waarmee nieuwe Techkwadraatregio’s kunnen ontstaan op plekken waar dit nog niet gelukt was in januari 2025. Ruim voor het einde van de driejarige subsidietermijn wordt duidelijk of het tweede deel van het programma Techkwadraat (t/m 2031) ook doorgang vindt.
Er bestaan verschillende regelingen naast elkaar die raken aan technologieonderwijs, en ook aan verschillende delen van het onderwijs. Hoe gaan we hiermee om?
Het is mooi dat er samenwerking wordt gezocht tussen verschillende sectoren en regelingen. Dit leidt tot uitdagingen, maar biedt ook kansen. Stel dat je voor Sterk Techniekonderwijs al vaker een banenmarkt organiseert, en je wilt deze uitbreiden zodat PO-leerlingen ook welkom zijn, dan kun je de banenmarkt uitbreiden met wat al bekostigd wordt vanuit STO-gelden. De uitbreiding betaal je dan met je Techkwadraat-gelden, zodat ook de PO-leerlingen aanwezig kunnen zijn. Het is juist de bedoeling dat je elkaar versterkt en bij de bestaande infrastructuur aanhaakt, en dat je daarvan een gescheiden boekhouding bijhoudt. Het uitgangspunt is dat een activiteit maar één keer subsidiabel is, maar Techkwadraat kan ook activiteiten ondersteunen die al eerder ontstaan zijn in de afgelopen jaren, zoals bijvoorbeeld STO, havo-P en PGP’s.
In het Excel-document op de website van DUS-I staan welke vestigingen deel mogen nemen met een rekentool waarin je kan zien hoeveel subsidie je mag aanvragen.
Wat wordt bedoeld met evidence-informed?
Het gaat hier om een wetenschappelijk bewezen aanpak of werkwijze die aantoonbaar bijdraagt aan onderwijsverbetering waarbij zowel kennis uit onderzoek als praktijkkennis is toegepast.
Wat te doen als ik mijn BRIN-nummer niet kan vinden in de Excel-lijst van DUS-I?
Op het moment dat je weet met welke regio je een aanvraag wilt indienen, dan kijk je op de lijst die gepubliceerd is, waarop staat welke vestigingen mogen deelnemen. Op het moment dat de vestiging daar niet bijstaat, dan is die vestiging dus uitgesloten door één van de criteria.
Welke peildatum gebruikt OCW voor het bepalen van het aantal leerlingen per schoolvestiging?
Voor het basisonderwijs is dat peildatum 1 februari 2024, voor het voortgezet onderwijs is de peildatum 1 oktober 2023.
Voor het voortgezet onderwijs tellen de bovenbouwleerlingen op het beroepsgericht vmbo niet mee, net als schoolvestigingen met alleen vmbo beroepsgerichte opleidingen.
Zijn de getallen in de dataportretten te gebruiken voor de plannen?
Nee, voor de nieuwste data van DUO (vestigingen en leerlingenaantallen) verwijzen we naar de website van DUS-I.
Kan je voor scholen die later op het regionale samenwerkingsverband aansluiten nog middelen krijgen?
Je krijgt subsidie voor alle scholen die je opneemt in je subsidieaanvraag. Er komt mogelijk een extra aanvraagmoment op 1-1-2026. Dit moment kan je benutten om een wijzigingsverzoek op de lopende subsidie in te dienen ten behoeve van uitbreiding van het netwerk. Tussentijds is het niet mogelijk om voor uitbreiding van betrokken scholen subsidie te krijgen.
Wat gebeurt er als het aantal vestigingen tijdens het proces, na toekenning van de subsidiegelden, wijzigt?
In de handreiking projectadministratie vind je welke wijzigingen je direct bij DUS-I moet melden, en welke wijzigingen je kan opnemen in de voortgangsrapportages. In de regeling is opgenomen dat er een moment is waarop je kan aangeven dat er extra scholen aanhaken. Mocht het subsidieplafond nog niet zijn bereikt, dan kan daar ook een extra toekenning uit volgen.
Mochten er scholen afhaken, dan is het voortgangsrapportage daar het beste moment voor om dat aan te geven, omdat dat ook impact heeft op je activiteitenplan en je meerjarenbegroting. De voortgangsrapportage biedt ook een mogelijkheid om dat op dat moment bij te stellen.
Hoe verhoudt Techkwadraat zich tot de nieuwe kerndoelen en eindexamenprogramma’s?
Dit kan heel goed samen gaan en elkaar versterken. Het nieuwe curriculum en de vorm van examenprogramma’s zal gaan vragen om een vernieuwing in de school. Techkwadraat kan daar heel goed bij gaan helpen, juist door die integraliteit op te zoeken.
Hoe verhoudt dit voorstel zich tot het programma Sterk Techniekonderwijs (STO)?
Via STO werken vmbo-scholen (bb, bk, gl), verdeeld in 78 regio’s, met elkaar aan een duurzaam, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekaanbod om leerlingen hun talenten laten ontdekken in de techniek en hen goed voor te bereiden op een vervolgopleiding. Techkwadraat vult dit programma aan door te focussen op het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en de overige voortgezet onderwijssoorten (vmbo-tl, havo, vwo). Het samenwerkingsverband dat een Techkwadraat-subsidieaanvraag doet sluit aan op de STO-regio, tenzij er een gegronde reden is om dat niet te doen bijvoorbeeld wanneer uit de regiovisie blijkt dat de aansluiting bij een andere regionale samenwerking beter past bij de ambities en doelen.
Wat is de positie van het vmbo-tl?
Vmbo-tl leerlingen komen zowel voor de STO- als de Techkwadraatregeling in aanmerking. Je mag je activiteiten voor hen echter maar één keer opvoeren.
Om dubbele bekostiging te voorkomen verwijzen we je naar de vraag ‘Hoe voorkomen we dubbele bekostiging?’
Kan een bevoegd gezag van een vmbo-school penvoerder zijn?
Vmbo-tl telt mee voor Techkwadraat dus een bevoegd gezag van een vmbo-tl school(soort) kan penvoerder zijn.
Stel er is een vmbo-school die bb/kb en tl heeft, ben je dan géén beroepsgericht vmbo (want je hebt tl) en tellen dan ook je bb/kb-leerlingen mee?
Op de website van DUS-I voor Techkwadraat vind je vanaf 28/11/24 een precieze Excellijst waarin je ziet welke BRIN6 vestigingen per bevoegd gezag in aanmerkingen komen voor subsidie en welke leerlingaantallen aangehouden worden door DUS-I voor berekening van het maximale subsidiebedrag. In dat Exceldocument zit ook een rekentool. Toelichting over ‘welke onderwijssoorten tellen mee’ vind je op de website van DUS-I. Met detailvragen hierover kun je terecht bij DUS-I door te mailen naar techkwadraat@minvws.nl.
Telt de onderbouw van een beroepsgerichte vmbo mee voor de subsidiehoogte?
Nee. Het subsidiebedrag per aanvraag bestaat uit een vast bedrag per leerling, met uitzondering van leerlingen in het praktijkonderwijs en het derde of vierde leerjaar van het vbo en de gemengde leerweg.
Een vo-vestiging moet leerlingen hebben in de bovenbouw van het mavo, havo of vwo, of uitsluitend leerlingen in het eerste of tweede leerjaar van het mavo, havo, vwo of vbo om voor de subsidieregeling in aanmerking te komen.
Doe om zeker te zijn zelf de check in de lijst met vestigingen en leerlingenaantallen van DUS-I op https://www.dus-i.nl/subsidies/techkwadraat/documenten/publicaties/2024/11/28/lijst-vestigingen-en-leerlingaantallen–rekentool-techkwadraat-2025-2028.
Hoe is het ministerie van OCW tot het beschikbare bedrag gekomen voor BES-eilanden?
De Techkwadraatregio van het Caribisch gebied is ontworpen als een flexibel en inclusief kader dat rekening houdt met lokale omstandigheden en mogelijkheden, met als uiteindelijke doel een samenhangend en effectief technologieonderwijsbeleid over het gehele Koninkrijk der Nederlanden.
Achtergrondinformatie
Wat houdt het programma Techkwadraat in?
Een toekomstbestendige ontwikkeling voor ieder kind. Dat is waar Techkwadraat, een goedgekeurd voorstel vanuit het Nationaal Groeifonds voor staat. Technologie is voor ieder kind relevant, ongeacht of het kind later wel of niet voor deze richting kiest. Kinderen hebben recht op goed technologieonderwijs om zich in de toekomst staande te houden en om als toekomstmakers de noodzakelijke grote transities vorm te geven. Er zijn al veel ontwikkelingen gaande op het gebied van technologieonderwijs, maar nog niet ieder kind wordt bereikt. Techkwadraat biedt een impulsfinanciering voor de regio om samen te werken aan het versterken, verbreden en opschalen van technologieonderwijs. Het is een bovenregionaal kennis- en uitwisselprogramma en een subsidieregeling voor regionale samenwerkingen. De ambitie is om (voortbouwend op bestaande initiatieven en programma’s) ieder kind, ongeacht sociaaleconomische status, gender of komaf, te bereiken. Techkwadraat streeft ernaar duurzame regionale samenwerking te versterken, binnen en buiten de school. Daarmee zet het project in op het belang voor alle leerlingen om te beschikken over een stevig fundament van technische, digitale en praktische vaardigheden voor henzelf en de wereld om hen heen.
Hoe is Techkwadraat tot stand gekomen?
Het voorstel is op 3 februari 2023 ingediend voor ronde 3 van het Nationaal Groeifonds via de departementale route. OCW is indienend departement, EZK is mede-indiener en PTvT fungeert als penvoerder. In juli 2023 adviseerde het NGF om het aangevraagde bedrag te reserveren en werd gevraagd het voorstel op verschillende punten aan te scherpen. In januari 2024 hebben OCW en EZK het voorstel opnieuw ingediend. Het initiatief voor dit voorstel komt ten eerste vanuit urgentie gezien de vele maatschappelijke en economische uitdagingen die iets vragen van ons als mens en van technologie, nu en in de toekomst. Ten tweede zijn er verschillende knelpunten en kansen in de huidige aanpak richting leerlingen in basis- en voortgezet onderwijs die vragen om brede en samenhangende aandacht voor technologieonderwijs. Zodat alle leerlingen vanaf jonge leeftijd worden bereikt. De aanpak vraagt zowel om regie, eigenaarschap en borging in bestaande samenwerkingen op regionaal niveau als om landelijke sturing op kwaliteit en verweving met het curriculum. In 2022 ondertekenden ruim 180 regionale en landelijke stakeholders vanuit het onderwijs, bedrijfsleven en andere binnen- en buitenschoolse organisaties voor techniekeducatie de steunverklaring voor dit voorstel. Vanaf 2022 tot de definitieve indiening in januari 2024 hebben stakeholders op verschillende momenten en manieren input en expertise geleverd op het voorstel. Op 15 maart 2024 heeft het Kabinet het positieve advies van de NGF-commissie overgenomen.
Hoeveel middelen betreft het programma? Waar is dat voor bestemd?
Om het programma Techkwadraat uit te voeren is een totale investering van €502 miljoen uitgetrokken voor een periode van acht jaar. Dit totale bedrag bestaat uit een cash/in kind bijdrage vanuit de regio van €70 miljoen, een in-kind bijdrage van bedrijfsleven van €80 miljoen en een cash bijdrage vanuit het Groeifonds van €352 miljoen. Deze €352 miljoen vanuit het Groeifonds is deels voorwaardelijk: voor de periode 2025-2027 is een onvoorwaardelijke investering van €145,8 miljoen beschikbaar. Daarvan is €129 miljoen beschikbaar via een subsidieregeling van OCW voor regionale plannen tot en met schooljaar 2027/2028. Voor de periode 2028-2031 is €205,8 miljoen voorwaardelijk beschikbaar.
Hoe leren we van wat we doen en weten we wat werkt?
Naast verantwoording worden vanuit het programma Techkwadraat activiteiten voor effectmeting, onderzoek en evaluatie ingericht. Dit is met name in het kader van het opdoen van kennis over werkende interventies op technologieonderwijs, daarnaast ook in het kader van de verantwoording naar het Nationaal Groeifonds. Voor die activiteiten wordt aan Techkwadraatregio’s medewerking gevraagd door het programmabureau.
Op basis waarvan wordt besloten of Techkwadraat doorgaat na 3 jaar?
De Techkwadraat middelen komen uit het Nationaal Groeifonds. Het NGF heeft in maart 2024 positief geoordeeld over dit impulsprogramma voor technologieonderwijs tot en met 2031. Er is een onvoorwaardelijke toekenning gedaan voor de periode tot en met 2027. Met die middelen heeft het ministerie van OCW de subsidieregeling gemaakt die loopt tot en met schooljaar 2027/2028. Voor toekenning van de voorwaardelijke middelen tot en met 2031 wordt medio 2027 gerapporteerd aan het NGF over verschillende eerste resultaten zoals het aantal partnerorganisaties dat in regio’s is aangesloten bij de leerecosystemen (bedrijven, musea, bibliotheken, decentrale overheden, expertorganisaties etc.). Ook zijn doelen gesteld voor de betrokkenheid van po- en vo-vestigingen, voor het aandeel n-profielkeuze op de havo en het vwo en op doorstroom naar bèta hoger onderwijs. Er zal ook worden expliciet gerapporteerd over de stijging van affiniteit, zelfvertrouwen, kennis en vaardigheden en over het effect van de interventies die door regio’s worden ingezet van de middelen. Het adviesrapport van het NGF lees je hier: https://www.nationaalgroeifonds.nl/documenten/rapporten/2024/03/15/adviesrapport-omzettingen-adviescommissie-nationaal-groeifonds-maart-2024
Mis je een vraag?
Staat je vraag er niet tussen stuur deze dan in via het contactformulier.