Veelgestelde vragen
Je vindt op deze pagina veelgestelde vragen over Techkwadraat. Antwoorden op deze vragen worden afgestemd met het ministerie van OCW en DUS-I. De vragen worden regelmatig aangevuld.
Algemeen
Wat houdt het programma Techkwadraat in?
Een toekomstbestendige ontwikkeling voor ieder kind. Dat is waar Techkwadraat, een goedgekeurd voorstel vanuit het Nationaal Groeifonds voor staat. Technologie is voor ieder kind relevant, ongeacht of het kind later wel of niet voor deze richting kiest. Kinderen hebben recht op goed technologieonderwijs om zich in de toekomst staande te houden en om als toekomstmakers de noodzakelijke grote transities vorm te geven. Er zijn al veel ontwikkelingen gaande op het gebied van technologieonderwijs, maar nog niet ieder kind wordt bereikt. Techkwadraat biedt een impulsfinanciering voor de regio om samen te werken aan het versterken, verbreden en opschalen van technologieonderwijs. Het is een bovenregionaal kennis- en uitwisselprogramma en een subsidieregeling voor regionale samenwerkingen. De ambitie is om (voortbouwend op bestaande initiatieven en programma’s) ieder kind, ongeacht sociaaleconomische status, gender of komaf, te bereiken. Techkwadraat streeft ernaar duurzame regionale samenwerking te versterken, binnen en buiten de school. Daarmee zet het project in op het belang voor alle leerlingen om te beschikken over een stevig fundament van technische, digitale en praktische vaardigheden voor henzelf en de wereld om hen heen.
Hoe is Techkwadraat tot stand gekomen?
Het voorstel is op 3 februari 2023 ingediend voor ronde 3 van het Nationaal Groeifonds via de departementale route. OCW is indienend departement, EZK is mede-indiener en PTvT fungeert als penvoerder. In juli 2023 adviseerde het NGF om het aangevraagde bedrag te reserveren en werd gevraagd het voorstel op verschillende punten aan te scherpen. In januari 2024 hebben OCW en EZK het voorstel opnieuw ingediend. Het initiatief voor dit voorstel komt ten eerste vanuit urgentie gezien de vele maatschappelijke en economische uitdagingen die iets vragen van ons als mens en van technologie, nu en in de toekomst. Ten tweede zijn er verschillende knelpunten en kansen in de huidige aanpak richting leerlingen in basis- en voortgezet onderwijs die vragen om brede en samenhangende aandacht voor technologieonderwijs. Zodat alle leerlingen vanaf jonge leeftijd worden bereikt. De aanpak vraagt zowel om regie, eigenaarschap en borging in bestaande samenwerkingen op regionaal niveau als om landelijke sturing op kwaliteit en verweving met het curriculum. In 2022 ondertekenden ruim 180 regionale en landelijke stakeholders vanuit het onderwijs, bedrijfsleven en andere binnen- en buitenschoolse organisaties voor techniekeducatie de steunverklaring voor dit voorstel. Vanaf 2022 tot de definitieve indiening in januari 2024 hebben stakeholders op verschillende momenten en manieren input en expertise geleverd op het voorstel. Op 15 maart 2024 heeft het Kabinet het positieve advies van de NGF-commissie overgenomen.
Hoeveel middelen betreft het programma? Waar is dat voor bestemd?
Om het programma Techkwadraat uit te voeren is een totale investering van €502 miljoen uitgetrokken voor een periode van acht jaar. Dit totale bedrag bestaat uit een cash/in kind bijdrage vanuit de regio van €70 miljoen, een in-kind bijdrage van bedrijfsleven van €80 miljoen en een cash bijdrage vanuit het Groeifonds van €352 miljoen. Deze €352 miljoen vanuit het Groeifonds is deels voorwaardelijk: voor de periode 2025-2027 is een onvoorwaardelijke investering van €145,8 miljoen beschikbaar. Daarvan is €129 miljoen beschikbaar via een subsidieregeling van OCW voor regionale plannen tot en met schooljaar 2027/2028. Voor de periode 2028-2031 is €205,8 miljoen voorwaardelijk beschikbaar.
Wat is het verwachte tijdspad?
Vanaf september worden de regionale samenwerkingen gevormd en kan men beginnen met planvorming. Er vinden dan ook startbijeenkomsten per provincie plaats. Hierbij zullen ook de regio-ondersteuners aanwezig zijn. Zij kunnen de leidende partijen – scholen, bedrijven en buitenschoolse leeromgevingen – ondersteunen bij het vormen van succesvolle Techkwadraatregio’s en bij de ideevorming voor concrete plannen. De deadline voor vooraanmelding bij het programmabureau is 17 oktober 2024, en naar verwachting wordt de subsidieregeling officieel gepubliceerd in december 2024. De openstelling van de regeling voor het indienen van aanvragen zal van december 2024 tot half januari 2025 zijn. We realiseren ons dat dit een krap tijdspad is. Maar gezien de wettelijke beoordelingstijd is dit scenario nodig om te zorgen dat de subsidies in juni 2025 kunnen worden toegekend. Met de start van schooljaar 2025-2026 worden de plannen in werking worden gebracht door de Techkwadraat-regio’s.
Wie kunnen een beroep doen op de middelen?
In het programmavoorstel is opgenomen dat een Techkwadraatregio is opgebouwd uit bestaande regionale samenwerkingsverbanden een aanvraag kunnen indienen. De subsidieregeling is dus niet bestemd voor aanvragen van individuele organisaties. Het gaat om (uitbreiding van) bestaande lokale en regionale samenwerkingen tussen onderwijsinstellingen, bedrijven, organisaties en locaties waar leerlingen buitenschools leren (zoals musea, science centres, bibliotheken), etc. Een consortium (voornemens Techkwadraatregio) maakt voor een subsidieaanvraag een regiovisie en een gezamenlijk plan dat beschrijft hoe wordt bijgedragen aan de gestelde ambitie, welke activiteiten en resultaten daarvoor nodig zijn en welke partners bijdragen aan de uitvoering. Op hoofdlijnen zullen activiteiten waarvoor subsidie aangevraagd kan worden bijdragen aan de knelpunten en kansen op de vijf thema’s van het interventiekompas technologieonderwijs.
De regie voor het vormen van een Techkwadraatregio ligt in de regio zelf. In de voorfase staat daarom consortiumvorming en planvorming centraal om tot een gezamenlijke subsidieaanvraag te komen. Penvoerderschap ligt bij een po- of vo-instelling (bevoegd gezag).
Wat kunnen wij nu al doen om te komen tot een goed plan?
Om in korte tijd een sterk plan op te stellen, zijn er enkele hulpmiddelen die je kunt benutten:
- Schakel de regio-ondersteuner in
Elke regio heeft een regio-ondersteuner die het eerste aanspreekpunt is en helpt bij het verbinden van de juiste partijen, het begeleiden van het proces en het verstrekken van informatie over de spelregels van de subsidieregeling. Bij de regio-ondersteuner kun je dus terecht met vragen over samenwerkingen en de vereisten voor de aanvraag. Dit zorgt ervoor dat je snel kunt schakelen en toegang hebt tot de juiste informatie. Een overzicht van de regio-ondersteuners en hun werkgebieden is hier te vinden. - Gebruik het interventiekompas als leidraad
Hoewel de regeling nog niet definitief is, is al wel duidelijk dat het interventiekompas de basis vormt voor de inhoudelijke aanvraag. Binnen de regio kun je het interventiekompas gebruiken om te kijken waar je al op in zet, versterkingen te bepalen en nieuwe plannen te ontwikkelen. Richt je hierbij vooral op de visie, doelstellingen en te behalen resultaten. De concrete uitwerking van activiteiten op schoolniveau kan tijdens de subsidieperiode worden opgepakt. ZIe ook hieronder. In het interventiekompas staan vijf thema’s voor een goede aanpak voor technologie in het funderend onderwijs. In de factsheets vindt u inzichten uit onderzoek, praktijkvoorbeelden en handvatten om u op weg te helpen. - Ontwikkelruimte in je plannen
Het is mogelijk om financiering aan te vragen voor het verder ontwikkelen van je activiteiten. Bij het opstellen van de aanvraag kun je ontwikkeltijd opnemen, zodat je na het verkrijgen van de subsidie meer tijd hebt om je plannen te concretiseren. Op deze manier vraag je dus middelen aan voor het proces. Mocht de uitwerking afwijken van de oorspronkelijke plannen, dan kun je een wijzigingsverzoek indienen bij DUS-I. - Zoek inspiratie in de kennisbank van Techkwadraat
U kunt daarnaast ter inspiratie van uw planvorming de online Techkwadraat kennissessies bijwonen. In deze sessies nemen experts op het gebied van technologie voor kinderen en jongeren u mee in de inzichten uit onderzoek en lessons learned op verschillende thema’s. Houd de website techkwadraat.nl in de gaten voor data en tijden of blijf op de hoogte via LinkedIn of de nieuwsbrief.
Hoe verhoudt dit voorstel zich tot het programma Sterk Techniekonderwijs (STO)?
Via STO werken vmbo-scholen (bb, bk, gl), verdeeld in 78 regio’s, met elkaar aan een duurzaam, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekaanbod om leerlingen hun talenten laten ontdekken in de techniek en hen goed voor te bereiden op een vervolgopleiding. Techkwadraat vult dit programma aan door te focussen op het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en de overige voortgezet onderwijssoorten (vmbo-tl, havo, vwo). Het consortium dat een Techkwadraat-subsidieaanvraag doet sluit aan op de STO-regio, tenzij er een gegronde reden is om dat niet te doen bijvoorbeeld wanneer uit de regiovisie blijkt dat de aansluiting bij een andere regionale samenwerking beter past bij de ambities en doelen.
Regionale samenwerking
Wat is de regio en wat zijn de randvoorwaarden waar een regio aan moet voldoen?
Voor een subsidieaanvraag moet een Techkwadraatregio bestaat uit minimaal 20 po-schoolvestigingen (waaronder (v)so) en 3 vo-schoolvestigingen, bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving. Penvoerder is een schoolbestuurder van een van de deelnemende schoolvestigingen. Met de aanvraag wordt aangesloten bij een bestaande STO-regio, tenzij er uit de regiovisie een gegronde reden blijkt om dat niet te doen. Een schoolvestiging kan niet onder meerdere regio’s vallen. Deelnemende schoolvestigingen komen uit aangrenzende gemeenten. Dit geldt niet voor bedrijven en voor organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving.
Om regionale samenwerking efficiënt vorm te kunnen geven is een zekere minimum omvang nodig. Daarom is er gekozen voor een ondergrens. Techkwadraat is bovendien een programma voor het funderend onderwijs als geheel. De deelname van zowel po als vo in één regio is hierop gebaseerd. De keuze voor specifiek 3 vo-vestigen en 20 po-vestigingen is een reflectie van het, gemiddelde, schaalverschil tussen deze sectoren en vertegenwoordigt tevens de doelstellingen die binnen Techkwadraat op overkoepelend projectniveau worden gehanteerd voor bereik.
Aan welke bestaande netwerken en partners kan ik denken bij het opzetten van een aanvraag?
Naast po-, (v)so en vo-schoolvestigingen kunnen andere kennisinstellingen een grote toegevoegde waarde hebben voor de samenwerking. Bij bestaande samenwerkingen en partners kunt u denken aan:
- STO-regio’s
- Wetenschap & techniek (W&T)-netwerken
- Stichting Technasium
- Regionale VO-HO netwerken
- Wetenschapsknooppunten
- Bètapartners (bètasteunpunt)
- Arbeidsmarktregio’s
- Waar mogelijk nemen de volgende partijen deel: gemeenten of provincie, musea, bibliotheken, science centres, techlabs of -hubs (of andere publieke/private organisaties actief rond techpromotie en -educatie), kunstencentra, pabo’s, mbo, hbo, universiteiten, en buitenschoolse opvang. Doel hiervan is dat het regionaal aanbod op elkaar aansluit en voor leerlingen doorlopende leerlijnen en ontwikkelpaden ontstaan.
Deze voorbeelden zijn geen verplichte samenwerkingsverbanden en -partners, en deze lijst is niet uitputtend. Deze netwerken zijn terug te vinden op de netwerkkaart. Bekijk succesvolle voorbeelden en handvatten voor goede regionale samenwerking op de factsheet voor het kompaspunt regionale samenwerking.
Welke regionale samenwerkingen zijn er in mijn regio?
Op de netwerkkaart staan regionale netwerken van partijen die input hebben geleverd op het NGF-voorstel. Mis je je eigen netwerk of dat van anderen op de kaart? Vul dan dit formulier in.
Wil je op regionaal niveau de samenwerking opzoeken, benut dan je bestaande contacten met po- en vo-scholen, bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving. Vanaf september zijn regio-ondersteuners actief vanuit het programma om te ondersteunen bij consortiumvorming en bij de ideevorming voor concrete plannen. Zij faciliteren het proces richting subsidieaanvragen, zijn het aanspreekpunt voor informatie en voor het leggen van verbindingen. Een overzicht van de regio-ondersteuners en hun werkgebieden is hier te vinden.
Op welke manier kunnen we voortbouwen op al bestaande initiatieven en programma’s?
De doelstellingen worden bereikt door aan te sluiten bij de bestaande samenwerkingen. Er zijn veel samenwerkingen die benut kunnen voor de Techkwadraat ambities bijvoorbeeld vanuit Sterk Techniekonderwijs (po-vmbo-bedrijfsleven), vanuit hbo’s en universiteiten die samenwerken met havo/vwo/po scholen, samenwerkingen t.b.v. cultuur- en natuureducatie in het po, samenwerking tussen bibliotheken en scholen en bijvoorbeeld samenwerking vanuit vakverenigingen en Technasium. Er worden geen nieuwe structuren opgezet, wel wordt de verbinding gezocht. De uitgangssituatie is dat per regio verschillende samenwerkingsverbanden actief zijn op het gebied van technologieonderwijs, met verschillende achterbannen, doelgroepen en activiteiten. Op basis van welke samenwerkingen het NGF-programma voortbouwt is per regio verschillend.
Subsidieregeling
Wat is het tijdpad?
Vanaf september worden consortia (voornemens Techkwadraatregio’s) gevormd en kan men beginnen met planvorming. Er vinden dan ook startbijeenkomsten per provincie plaats. Hierbij zullen de regio-ondersteuners aanwezig zijn. Zij kunnen de leidende partijen – scholen, bedrijven en buitenschoolse leeromgevingen – ondersteunen bij het vormen van succesvolle consortia en bij de ideevorming voor concrete plannen. De deadline voor vooraanmelding (via dit formulier) bij het programmabureau is 17 oktober 2024, en naar verwachting wordt de subsidieregeling officieel gepubliceerd in december 2024. Streven is dat de gehele conceptregeling in te zien is vanaf begin november. Deadline voor het indienen van een aanvraag is in januari 2025 na de kerstvakantie. De subsidies worden na beoordeling door DUS-I en door de adviescommissie van deze regeling toegekend in juni 2025. Met de start van schooljaar 2025-2026 worden de plannen in werking worden gebracht door de Techkwadraatregio’s. Looptijd van de subsidie is drie schooljaren dus 25/26, 26/27 en 27/28. Binnen de subsidieregeling die gepubliceerd wordt zit een tweede aanvraagtijdvak rond januari 2026 waarmee bestaande Techkwadraatregio’s kunnen uitbreiden door meer schoolvestigingen te betrekken en waarmee nieuwe Techkwadraatregio’s kunnen ontstaan op plekken waar dit nog niet gelukt was in januari 2025. Ruim voor het einde van de driejarige subsidietermijn wordt duidelijk of het tweede deel van het programma Techkwadraat (t/m 2031) ook doorgang vindt.
Wat is de regio en wat zijn de randvoorwaarden waar een regio aan moet voldoen?
Voor een subsidieaanvraag moet een Techkwadraatregio bestaat uit minimaal 20 po-schoolvestigingen (waaronder (v)so) en 3 vo-schoolvestigingen, bedrijven en organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving. Penvoerder is een schoolbestuurder van een van de deelnemende schoolvestigingen. Met de aanvraag wordt aangesloten bij een bestaande STO-regio, tenzij er uit de regiovisie een gegronde reden blijkt om dat niet te doen. Een schoolvestiging kan niet onder meerdere regio’s vallen. Deelnemende schoolvestigingen komen uit aangrenzende gemeenten. Dit geldt niet voor bedrijven en voor organisaties uit de buitenschoolse leeromgeving.
Wat is het beschikbare subsidiebudget?
Voor de eerste subsidieperiode 2025-2028 hanteert OCW een subsidieplafond van 129 miljoen euro. Ze noemen daarbij dat voor de verdeling rekening wordt gehouden met de ambitie van een hoge regionale spreiding, met deelname voor zoveel mogelijk schoolvestigingen en met de gewenste impact per regio. Er is genoemd dat gewerkt zal worden met een vast bedrag per vestiging en een variabel bedrag per leerling voor de looptijd van drie jaar. Het is voor het opstellen van een begroting dus belangrijk om te weten hoeveel leerlingen er op de deelnemende vestigingen zitten (het gaat dan dus om leerlingen in de schoolsoorten po, (v)so, vmbo tl, havo, vwo).
Bij wijze van voorbeeld geeft OCW (in concept) de volgende informatie en hoewel dit onder voorbehoud is, delen we dit vanuit het programma zodat regionale partijen een beeld kunnen vormen bij het subsidiebudget en aan de slag kunnen:
Bijvoorbeeld:
- Vast bedrag per vestiging voor de looptijd van 3 jaar: € 8500
- Variabel bedrag per leerling voor de looptijd van 3 jaar: € 50
Voorbeeld fictieve regio’s:
Waar bestaan het activiteitenplan en de regiovisie uit?
Het activiteitenplan moet aansluiten bij de behoeften van de regio en is opgebouwd aan de hand van de vijf kompaspunten van het interventiekompas. De regiovisie moet onder andere de samenstelling van de regio, de doelstellingen en de beoogde mijlpalen beschrijven.
De ambitie van het programma Techkwadraat is om duurzame regionale samenwerking te versterken, binnen en buiten de school. Dit vanuit het belang dat alle leerlingen beschikken over een stevig fundament van technische, digitale en praktische vaardigheden voor henzelf en de wereld om hen heen. In het activiteitenplan en de regiovisie moeten aanvragers omschrijven hoe zij dit beogen te bereiken. Activiteiten ten behoeve van het versterken van regionale samenwerking en ontwikkeltijd voor nieuwe activiteiten of projecten kunnen dus ook onderdeel uitmaken van het activiteitenplan.
Wat is subsidiabel?
Subsidiabele kosten omvatten onder andere het vrij roosteren en vervangen van personeel, kosten voor het aannemen van personeel voor Techkwadraat, het organiseren van bijeenkomsten gericht op samenwerking of kennisdeling en kosten voor aanvullend technologieonderwijs bijv. gastles. De nadruk ligt op activiteiten die bijdragen aan kwalitatief hoogstaand technologieonderwijs en aan de samenwerking die daarvoor nodig is om context en praktijk vanuit buiten de school te benutten.
Materialen en inrichting van bijvoorbeeld een technieklokaal zijn tot op de hoogte van klein materiaal subsidiabel. Voor groter materiaal en machines dient samenwerking te worden gezocht met logische andere plekken binnen de regio. Bijvoorbeeld een STO-locatie, bedrijf, universiteit of science center.
Wat is niet subsidiabel?
Niet subsidiabele kosten zijn onder andere huisvestingskosten, activiteiten die al worden gefinancierd door de lumpsum, en activiteiten die al hebben plaatsgevonden voor het indienen van de aanvraag. Dat laatste betekent dat er geen geld is voor planvorming in 2024 en voor het schrijven van plannen. Ook activiteiten waarvoor al subsidie is verstrekt via een andere regeling komen niet in aanmerking.
Wat is de definitie van cofinanciering binnen deze regeling?
Om te verzekeren dat wordt voortgebouwd op en samengewerkt met zowel publieke als private initiatieven en partners buiten de school is er een verplichte cofinanciering van 20%, waarbij minimaal 10% van het geheel afkomstig moet zijn van het bedrijfsleven. Dit betekent dat een Techkwadraatregio een activiteitenplan maakt waarbij een deel van de begroting gedekt wordt met het subsidiebudget, en het andere deel met cofinanciering. Penvoerder van een aanvraag neemt verantwoordelijkheid om gedurende de looptijd van de subsidie de voorgenomen cofinanciering in te vullen. De systematiek kent grote overlap met hoe dit bij STO gebeurt. Voorbeelden van cofinanciering zijn het vrijmaken van FTE’s, het benutten van educatieve programma’s van musea en bibliotheken (op bijvoorbeeld cultuur, natuur, lezen, digitale geletterdheid), en gastlessen of vervoerskosten vanuit het bedrijfsleven.
Voorbeelden van cofinanciering:
- FTE’s die po- en vo-scholen vrij gaan maken voor de uitvoer van het activiteitenplan (betaald vanuit de lumpsum);
- Outreach activiteiten en onderzoek door universiteiten en hogescholen gericht op technologieonderwijs (regionale vo-ho netwerken);
- Programma’s van regionale expertisecentra zoals KWTO en TechYourFuture;
- Educatieve programma’s van musea, bibliotheken, science centers op het gebied van technologie-onderwijs in de context van bijvoorbeeld natuur, cultuur, maakonderwijs of wetenschap;
- Bijdrage in uren van vrijwilligers in bijvoorbeeld bèta Olympiades en Vakkanjers;
- Activiteiten en onderwijsaanbod gericht op technolgieonderwijs van lerarenopleidingen;
- Initiatieven gericht op technologieonderwijs vanuit regionale netwerken van de vakverenigingen;
- Bijdrage voor Technasium;
- Middelen uit de Regiodeals (als het gaat om activiteiten voor talent en po/vo);
- Activiteiten gericht op technologieonderwijs vanuit de sociale agenda’s van provincies en gemeentes waar die inzetten op jonge kind, kansengelijkheid, inclusie;
- Activiteiten vanuit de educatieve agenda’s van provincies en gemeentes;
- Activiteiten van Integrale Kind Centra;
- Provinciale investeringen op het gebied van technologie;
Voorbeelden van cofinanciering in de vorm van private middelen bedrijfsleven zijn:
- Gastlessen gericht op technologie gegeven door mensen uit het bedrijfsleven;
- Bedrijven die uren en mankracht inzetten om mee te denken over beter technologieonderwijs;
- Het bedrijfsleven helpt mee technologie opdrachten te ontwikkelen voor in de klas;
- Het schenken van materialen of apparatuur;
- Ruimtes beschikbaar stellen voor evenementen gericht op technologie;
- Mee organiseren van evenementen;
- Stages of meeloopdagen bij bedrijven gericht op technologie organiseren buiten het reguliere curriculum om.
- Programma’s en activiteiten (ook campagnes) vanuit O&O fondsen en bedrijfsleven gericht op technologieonderwijs.
Wie mag penvoerder zijn?
De penvoerder van een Techkwadraat-regio is een onderwijsinstelling (po of vo).
Hoe voorkomen we dubbele bekostiging?
Idealiter worden bestaande activiteiten en programma’s doorontwikkeld en opgeschaald voor meer kinderen en jongeren. Daarbij speelt soms het vraagstuk van dubbele bekostiging bijvoorbeeld bij STO-activiteiten. Een voorbeeld is een banenmarkt die inclusief logistiek, bedrijfsuitnodigingen en activiteiten voor vmbo-leerlingen uit de technische beroepsprofielen wordt georganiseerd. Wil je de banenmarkt ook benutten voor leerlingen uit het po, dan kan je van de Techkwadraatsubsidie bekostigen wat nodig is om primair onderwijs aan te haken, zoals vervoerskosten voor basisschoolleerlingen naar de locatie van de banenmarkt, extra educatieve materialen en workshops gericht op basisschoolleerlingen.
Wat moeten we verantwoorden, en naar wie?
Verantwoording gebeurt middels een jaarlijkse rapportage (model G2) bij DUS-I elk schooljaar in oktober. Hiervoor komen z.s.m. formats beschikbaar. Naast verantwoording worden vanuit het programma activiteiten voor effectmeting, onderzoek en evaluatie ingericht. Dit is met name in het kader van het opdoen van kennis over werkende interventies op technologieonderwijs, daarnaast ook in het kader van de verantwoording naar het Nationaal Groeifonds. Voor die activiteiten wordt aan Techkwadraatregio’s medewerking gevraagd door het programmabureau.
Mis je een vraag?
Staat je vraag er niet tussen stuur deze dan in via het contactformulier.